De koffers onuitgepakt in het midden van de kamer.
Overal vieze borden en glazen en bestek en lege etensverpakkingen. Mijn moeder had gezorgd dat de ijskast vol was toen ik terugkwam.
In de kast stonden twee dozen wijn. Die waren leeg. Bij de eerste twee flessen had ik een glas gebruikt, daarna niet meer. Verder een fles Bacardi, een fles wodka en een fles tequila. Leeg. In de tax-free winkel had ik twee flessen Piper Heidsieck gekocht, die ik met Naomi wilde opdrinken. Ook leeg.
De Hello Kitty-vaas, die ik speciaal had meegenomen in mijn handbagage, lag in stukken voor de muur waar ik ’m tegenaan had gegooid. Naast de vaas lag de telefoon die ik kapot gooide nadat op de eerste avond de fles Bacardi leeg was. Ik had Naomi gebeld, zestien keer achter elkaar, maar ze nam niet op.
Uit: Alleen maar nette mensen, Robert Vuijsje (2008)
