Champagne in boeken: Alleen maar nette mensen

‘Ik zal het even uitleggen.’ Mijn moeder stond achter de witte Jan des Bouvrie-tafel, die vol stond met eten dat ze had gekookt voor haar verjaardag. Aan de andere kant van de tafel stonden de zogenaamde vrienden van mijn ouders, onder wie de hoofdredacteur van de kwaliteitskrant, de beroemde columnist, en Bas en Daan, met hun ouders en hun verkeringen.

‘Dit zijn de flensjes met eendenlever en crème fraîche,’ begon mijn moeder. ‘Daarvan mag iedereen er twee pakken.’ Ze legde nog twintig gerechten uit.

Na vijf minuten zei ze: ‘Hier zijn de borden en het bestek. En vergeet niet een servetje te pakken.’ Mijn vader ontkurkte, met een zachte plop, de eerste fles Piper Heidsieck.

Iedereen ging eten pakken en met elkaar praten. Rowanda en ik pakten geen eten, niemand kwam met ons praten. Tot de beroemde columnist vroeg, met een glas in zijn hand: ‘Dus dit is Rowanda?’

‘Dit is Rowanda,’ bevestigde ik.

‘Je moeder heeft me over haar verteld.’ Hij hield, net iets te lang, haar arm vast. ‘Wat doet Rowanda voor de kost?’

Ik wees naar Rowanda. ‘Het kan zelf praten. Vraag het aan haar.’

De beroemde columnist keek naar Rowanda, net te lang, en vroeg: ‘Wat doe je voor de kost?’

‘Wat doe ik voor de kost?’ zei Rowanda. ‘Wat doe jij voor de kost? Dat vraag ik toch ook niet.’

‘Dus jij weet niet wie ik ben?’ De beroemde columnist verwachtte dat Rowanda serieus antwoord zou geven op deze vraag.

Rowanda nam een slok champagne. Ze vroeg of mijn moeder ook patat had gemaakt.

Uit: Alleen maar nette mensen, Robert Vuijsje (2008)