Op mijn eenentwintigste verjaardag waren Naomi en haar ouders uitgenodigd om bij ons te komen eten. Mijn moeder schonk de vissoep in de soepkommen (Limoges), mijn vader schonk de Piper Heidsieck in de champagneglazen (Blokker, maar dan wel die in de Beethovenstraat).
‘Ik heb gelezen dat afgelopen jaar uitzonderlijk goed was voor de champagne-oogst,’ zei de vader van Naomi. Zijn vrouw moest hem daaraan herinneren, de volgende keer dat ze in de buurt van Reims waren.
Uit: Alleen maar nette mensen, Robert Vuijsje (2008)
